Of ik kan helpen met het overbrengen en verzorgen van een overledene. Het is zaterdag voor Pasen half tien in de ochtend als ik bij het mortuarium van het ziekenhuis in arriveer om mijn collega te helpen. Onduidelijk wie er naast hem, mij staan op te wachten. Behalve mijn collega Bas staat er nog een vrouw en een man, de vrouw in pak, de man in een wollen trui en spijkerbroek. Ze kijken hoe ik aan kom lopen. In een auto zit een man te roken met de deur op een kier. Niet zeker wie wie is, wens ik iedereen een goedemorgen. Zij mij ook. Bas introduceert mij verder niet dus ik ga erbij staan en wacht af.
De man blijkt in een rouwauto te zitten. Geen familie dus. De vrouw in pak zal de chauffeuse zijn, Bas is Bas. Man met trui blijft over. Bas maakt wat luchtige opmerkingen maar hij is (voor mij) duidelijk iets geïrriteerd.
Trui rookt rustig een sigaretje. Hij blijkt de mortuariumbeheerder die vindt dat zaterdag voor Pasen een officiële feestdag is en rekent ons dubbel tarief voor het ophalen van de overledene. Dat hij voor een andere onderneming ook al de deur moest open doen maakt niets uit. Na 5 minuten, waarbij maar weinig wordt gesproken, gooit de man zijn peukje weg. Het is duidelijk dat hij ons wil laten voelen dat hij de baas is en niet wij. Hij bepaalt wanneer er wat gebeurt en in welk tempo. Uiteindelijk gaat hij ons voor.
De man en vrouw van de andere onderneming maken haast nu ze eenmaal binnen mogen en zorgen snel dat ze met hun overledene zich weer uit de voeten maken. Nu zijn wij aan de beurt.
De man loopt de koeling in en haalt een plastic tas van een laken waaronder een overledene ligt. Meneer Van den Brink is onze overledene hij is al twee dagen dood. Wij ontdekken dat hij deze dagen, weliswaar met luier, in zijn eigen ontlasting heeft gelegen en de wond van het katheter niet goed werd afgedekt.
"Hier heb ik nog wat spullen... niet veel hoor. Wat kleren en iets..." Al mompelend en kijkend in het tasje loopt hij verdwijnt hij door een deur. Intussen leggen wij Van den Brink op de brancard. Na een paar minuten gaat de deur open en hij zegt: "Hier nog een portemonnee, zit niet veel in hoor, kijk..."
En inderdaad er zit niet veel in. Hij vervolgt: "Legitimatiebewijs, wat pasjes en nou wat zal het zijn? Een euro? Kijk maar. Veel is het allemaal niet."
Onduidelijk wat wij nu nog moeten zien en wat hij minuten lang met dit tasje in de andere ruimte moest, tekenen wij voor ontvangst van het tasje met verder alleen stinkende kleren.
Korter binnen dan buiten verlaten wij stil en geïrriteerd het mortuarium van dit grote ziekenhuis.
RD
De man blijkt in een rouwauto te zitten. Geen familie dus. De vrouw in pak zal de chauffeuse zijn, Bas is Bas. Man met trui blijft over. Bas maakt wat luchtige opmerkingen maar hij is (voor mij) duidelijk iets geïrriteerd.
Trui rookt rustig een sigaretje. Hij blijkt de mortuariumbeheerder die vindt dat zaterdag voor Pasen een officiële feestdag is en rekent ons dubbel tarief voor het ophalen van de overledene. Dat hij voor een andere onderneming ook al de deur moest open doen maakt niets uit. Na 5 minuten, waarbij maar weinig wordt gesproken, gooit de man zijn peukje weg. Het is duidelijk dat hij ons wil laten voelen dat hij de baas is en niet wij. Hij bepaalt wanneer er wat gebeurt en in welk tempo. Uiteindelijk gaat hij ons voor.
De man en vrouw van de andere onderneming maken haast nu ze eenmaal binnen mogen en zorgen snel dat ze met hun overledene zich weer uit de voeten maken. Nu zijn wij aan de beurt.
De man loopt de koeling in en haalt een plastic tas van een laken waaronder een overledene ligt. Meneer Van den Brink is onze overledene hij is al twee dagen dood. Wij ontdekken dat hij deze dagen, weliswaar met luier, in zijn eigen ontlasting heeft gelegen en de wond van het katheter niet goed werd afgedekt.
"Hier heb ik nog wat spullen... niet veel hoor. Wat kleren en iets..." Al mompelend en kijkend in het tasje loopt hij verdwijnt hij door een deur. Intussen leggen wij Van den Brink op de brancard. Na een paar minuten gaat de deur open en hij zegt: "Hier nog een portemonnee, zit niet veel in hoor, kijk..."
En inderdaad er zit niet veel in. Hij vervolgt: "Legitimatiebewijs, wat pasjes en nou wat zal het zijn? Een euro? Kijk maar. Veel is het allemaal niet."
Onduidelijk wat wij nu nog moeten zien en wat hij minuten lang met dit tasje in de andere ruimte moest, tekenen wij voor ontvangst van het tasje met verder alleen stinkende kleren.
Korter binnen dan buiten verlaten wij stil en geïrriteerd het mortuarium van dit grote ziekenhuis.
RD