Het jongetje (Kai) is vier en opa is dood. Met mij (uitvaartbegeleider) en zijn moeder zijn wij de enigen in het rouwcentrum van een grote uitvaartverzorger. Als Kai niet meer bij opa wil zijn stel ik voor even op hem te letten terwijl zijn moeder afscheid neem van haar vader. Na wat met elkaar te hebben gesproken en een spelletje te hebben gedaan, wil hij even ontladen en rent een paar rondjes om de bank. In de hoek van de ruimte komt de vrouwelijke medewerker om de hoek, kijkt streng naar het jongetje, gebaart met haar hand 'even dimmen'. Kai die ogenblikkelijk stopt kijkt met grote ogen naar de vrouw. Ik zeg meteen: 'We zijn de enigen in het hele gebouw.'
"Ja, zegt ze nors, maar het blijft wel een rouwcentrum."
"Ja, zegt ze nors, maar het blijft wel een rouwcentrum."